Een gedetineerden kan beklag doen tegen een beslissing van de directeur bij de Beklagcommissie en indien deze niet eens is met de uitspraak van de Beklagcommissie, kan er beroep aangetekend worden bij de Beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). De RSJ’ treedt in dit geval op als feiten-en cassatierechter. Daardoor zijn er naar ons oordeel, en die van de gedetineerden, tal van uitspraken die tot rechtsongelijkheid hebben geleid tussen de gedetineerden. Tevens zijn er ook gevallen te noemen waarin het ‘fair trail’ beginsel in het geding staat.

De LGC biedt aan een gedetineerde die niet eens is met de uitspraak van de Beroepscommissie, de mogelijkheid om ‘cassatie’ aan te tekenen bij de Cassatiecommissie van de LGC. Die zal vervolgen de klacht toetsen aan de intemationale regels (zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele Vrijheden, EVRM). Indien de Cassatiecommissie van doordeel is dat de Beroepscommissie een intemationale regel op enige wijze heeft geschonden, en dus de klacht gegrond verklaart, verwijst deze de klacht door naar de Intemationale-instantie die bevoegd is om over de klacht te oordelen. Om een voorbeeld te geven: als de Cassatiecommissie van oordeel is dat de Beroepscommissie op enige wijze het EVRM heeft geschonden, zal deze namens de klagende gedetineerde een klacht opstellen en onderbouwen (motiveren), inhoudende het geen dat de Beroepscommissie, volgens de Cassatiecommissie, geschonden heeft.

De klacht zal dan namens de klagende gedetineerde door de LGC bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aanhangig worden gemaakt en indien de klacht ook door het EHRM gegrond word verklaard, krijgt de klagende gedetineerde een nieuw proces bij de Beroepscommissie of het EHRM doet zelf een uitspraak die een nieuw procedure bij de Beroepscommissie overbodig maakt.

Op deze wijze zorgt de LGC er voor dat de rechten van gedetineerden (beter) gewaarborgd worden en voorkomt tevens dat gedetineerden ongelijk behandeld worden.